Artikelen
gepubliceerd in de media
2017
Kunst wordt in Nederland door verschillende partijen gekaapt, helaas nog het minst door kunstenaars zelf. De kunstwereld doet dit door in het huidige internettijdperk angstvallig en tevergeefs te proberen het monopolie op de presentatie van kunst te behouden.
In die vergeefse pogingen – kunstenaars kunnen immers met een eigen website en sociale media zelf hun kunst presenteren aan een wereldwijd publiek – wordt het gesteund door de overheid, die de kunstwereld op twee manieren financiert. Door de kunstwereld direct te subsidiëren, maar ook indirect via de kunst- en cultuurfondsen, die met de overheidssubsidie die zij zelf ontvangen de kunstwereld nog eens extra spekken.
Met de intrede van dit systeem in de jaren 50 van de vorige eeuw is de basis gelegd voor het misverstand dat kunst een linkse hobby zou zijn.
Kunst als zorgtaak van de overheid
In de publieke opinie heeft kunst in Nederland, voor zover er nog sprake is van traditioneel links en rechts politiek gedachtegoed, een linkse signatuur. Dat is ook niet vreemd, want de organisatie van kunst is opgezet naar het typisch linkse ideaal van de verzorgingsstaat, waarbij uitgegaan wordt van het principe dat de overheid zorg moet dragen voor kunst en kunstenaars.
Dat blijkt al uit een artikel in Het Vrije Volk van 10 april 1953 over de kunstenaarsconferentie die de Partij van de Arbeid dat jaar hield, met de tot de verbeelding sprekende kop: “Onze politieke taak omvat ook zorg voor de kunst”.
Ook de installatie van de Raad voor Cultuur in 1956 – toen nog de Raad voor de Kunst – die de overheid moet adviseren over het investeren in kunst en cultuur, vond plaats vanuit de gedachte dat kunst en kunstenaars ondersteund moeten worden. In het Polygoon-journaal hierover wordt dit als volgt toegelicht:
“In zijn rede schetste de minister de noodzaak van overheidsbemoeiing, ook op het terrein van de schone kunsten, waarbij de grenzen van het particuliere initiatief echter niet overschreden mogen worden.”
Deze minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen – dat tegenwoordig het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heet – Jo Cals, stelde zelf:
“Naar mijn mening dient er ook op dit terrein (kunst, red.) een harmonisch samenspel te zijn tussen de kunstwereld, het volk en de overheid. En in dit samenspel kan juist een lichaam als de Raad voor de Kunst een belangrijke, ja, een onmisbare schakel vormen.”
Uit voorgaande blijkt wel hoe de toenmalige overheid zichzelf beschouwde als initiator van het presenteren van kunst aan het volk. Daarmee impliceerde de overheid dat kunstenaars zelf niet in staat zijn aandacht te genereren voor kunst en ging het volledig voorbij aan de eigen verantwoordelijkheid en het vakmanschap van de kunstenaar. Zo werd de rol die de kunstenaar in dit samenspel zou hebben door Cals niet eens benoemd. Een zelfvervullende voorspelling, aangezien de overheid de taak om kunst te presenteren op deze manier bij kunstenaars wegnam en hen daarmee meteen ook afhankelijk maakte van de kunstwereld, die draaide op overheidssubsidie.
Hoewel Cals zelf lid was van de Katholieke Volkspartij kunnen we het principe dat kunstenaars de overheid en de kunstwereld nodig hebben om kunst te produceren en presenteren scharen onder links politiek gedachtegoed, dat nog steeds bepalend is voor hoe de presentatie van kunst vandaag de dag vanuit overheidswege georganiseerd wordt. Zij het op een veel soberder manier dan voorheen, want de aandacht vanuit de overheid voor kunst richt zich meer en meer op de instituten binnen de kunstwereld en steeds minder op individuele kunstenaars.
Kunstenaars en linkse idealen
Mede door deze links-idealistische opzet van de organisatie van kunst in Nederland worden er eigenschappen toegeschreven aan kunstenaars, die doorgaans geassocieerd worden met links politiek gedachtegoed. Anarchisme, progressief denken, aversie jegens religie, het belang van artistieke vrijheid, afkeer van de monarchie, allemaal behorend tot linkse idealen waarvan nog velen geloven dat iedere kunstenaar ze koestert.
Dat kunstenaars in de praktijk zich vaak eerder behoudend en volgzaam opstellen heeft weer te maken met hun afhankelijkheid van de kunstwereld voor de opkomst van internet. Een afhankelijkheid die voor kunstenaars die de impact van internet niet begrijpen nog altijd speelt.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat met het invullen van het kunstenaarschap als ‘cultureel ondernemer’ door de VVD kunstenaars zich massaal als zodanig zijn gaan profileren. Kunstenaars keren zich ook niet meer tegen het koningshuis, maar beschouwen de monarchie inmiddels als hartstochtelijk promotor van kunst. Toch blijft men in Nederland denken dat kunstenaars, afgaand op de idealen die ze na zouden streven, politiek gezien overwegend links georiënteerd zijn.
Kaping van kunst door politieke partijen
Behalve de opzet van de organisatie van kunst en de idealen die men toeschrijft aan kunstenaars zijn het ook de overwegend linkse politieke partijen die zich hier altijd voor inzetten, waardoor kunst in Nederland des te meer een linkse politieke signatuur gekregen heeft. Met die inzet, vooral als men dit afzet tegen de overwegend rechtse politieke partijen die het financieren van kunst doorgaans zo veel mogelijk willen terugdringen, wordt kunst door politiek links gekaapt. De inzet van linkse politieke partijen voor kunst is dus van grote invloed op de plaatsbepaling van de kunstenaar in de maatschappij, omdat die als gevolg daarvan als evengoed politiek links georiënteerd wordt beschouwd.
Voor de kunstwereld geldt dat zij geen kunstenaars kunnen gebruiken die zich in hun werk al te zeer politiek rechts uitdrukken, omdat de steun voor financiering van kunst door de overheid voornamelijk uit linkse hoek moet komen. En de kunstwereld zal er niet aan denken het verdienmodel in gevaar te brengen door juist politiek links te schofferen. Dat slechts eenzijdig politiek georiënteerde kunst in Nederland gepromoot wordt blijkt wel uit het algehele gebrek aan rechts georiënteerde kunst dat een platform krijgt binnen de kunstwereld. Zo zal men in de kunststellingen geen werk aantreffen waarmee kritiek wordt geuit op linkse idealen, of waarmee de kunstenaar zich uitspreekt voor rechtse varianten ervan.
Steeds minder links
Het is dus niet kunst en het zijn ook niet de kunstenaars die links zijn, maar de kunstwereld die nog steeds wel degelijk begrensd wordt door een specifiek linkse politieke overtuiging. Puur vanuit economische overwegingen en zonder enig artistiek doel.
Op internet, waar de kunstenaar vrij is van politiek spel, bestaan zulke begrenzingen echter niet. Daardoor verliest kunst in Nederland nu al in rap tempo de linkse signatuur die het sinds de jaren ’50 had. En wordt dankzij internet alsmaar meer duidelijk dat kunstenaars op politiek vlak meer divers zijn dan men altijd dacht.