Interview (2014)

Van leugenaar tot kunstenaar

door Friso Weijers

ZWOLLE, 13 november – Nelle Boer (32) heeft een bachelorgraad in professioneel liegen. Althans, dat beweert de Zwolse kunstenaar op zijn website. Eind oktober haalde Boers nieuwste kunstproject massaal de media. Boer bleek de Marokkaanse opiniemaker Nizar Mourabit te hebben verzonnen. Gedurende de zomer schreef Boer als Mourabit columns in kwaliteitskranten en op online opiniesites. In Zwolle aangekomen lijkt het rustige provincieplaatsje een natuurlijke habitat voor de verlegen kunstenaar. Boer laat liever zijn verzinsels voor hem spreken, dan dat hij zelf in de schijnwerpers gaat staan.

Hoe kwam u op het idee om in de rol van een Marokkaanse Nederlander te kruipen?

Boer: “Ik heb een alter ego willen laten bijdragen aan het debat over Marokkaanse Nederlanders. Een tegenreactie op hoe tegenwoordig over Marokkaanse Nederlanders wordt gesproken. Ik zal niet zeggen dat ik nu weet hoe het is om een Marokkaanse Nederlander te zijn, maar ik heb voor hen wel oprecht bewondering gekregen. Hun integriteit wordt voortdurend in twijfel getrokken, op basis van hun afkomst. Ze zouden geen evenwichtige mening kunnen hebben over bepaalde onderwerpen, zoals IS, is de gedachte. Verder heb ik al heel lang een behoorlijke afkeer van de PVV, net zoals ik daarvoor tegen de LPF was. Eerder heb ik eens een expositie georganiseerd waarin ik de PVV op de hak nam.”

U heeft het niet zo op de PVV, maar wat is dan uw politieke voorkeur?

“Eigenlijk heb ik sinds ik kan stemmen altijd tactisch gestemd, tegen partijen waar ik het mee oneens ben. Politiek gezien bevind ik me denk ik eerder rechts van het midden. Typisch linkse kunstonderwerpen, zoals mensenrechten en dierenrechten, dat zijn zaken die me helemaal niet zo interesseren.”

“Misschien komt dat rechtse in mij ook wel door mijn opvoeding. Ik ben opgegroeid in een streng gereformeerd gezin. Tot mijn achttiende had ik geen vrijheid van meningsuiting. Ik had geen enkel contact met iemand buiten de vrijgemaakt gereformeerde gemeente. Zodra ik het kon, ben ik uit de kerk gestapt.”

Wat stoorde u dan aan de kerk?

“Vooral dat voortdurende wij-zijdenken vond ik vervelend. Het idee van ‘wij zijn uitverkoren, met de rest moet je je niet inlaten’. Zeker bij diehard gereformeerden zoals mijn grootvader was geen enkele ruimte voor andere denkbeelden. Ik zal religie ook niet afschrijven, er zitten zelfs hele mooie kanten aan. Ik ben zijn opgegroeid met waarden als eerbiedigheid en nederigheid. Ik vind dat zo gek nog niet. Daarbij is de Bijbel qua taalgebruik soms prachtig. Maar die groepsdruk, daar had ik altijd een hekel aan.”

Vanaf wanneer wist u dat u uit de kerk wilde stappen?

“Eigenlijk best vroeg, zo toen ik tien of elf was al.”

Rebelleerde u toen ook al tegen de kerk?

“Nee. Sterker nog – en dat is misschien de link naar mijn latere carrière als leugenkunstenaar – ik was juist verrekte goed in het doen alsof ik oprecht heel erg vrijgemaakt gereformeerd was. Ik vertelde altijd aan mensen dat ik dominee wilde worden. Daar waren ze dan ontzettend blij mee, maar het waren gewoon trucs.”

Waarom bent u kunstenaar geworden?

“Misschien heeft dat wel met dat idee van geliefd worden te maken. ‘Oh, wat maakt die kunstenaar een prachtige dingen!’ Picasso had ik in mijn achterhoofd. En dat was ook de kritiek die ik op de kunstacademie kreeg: ze vonden dat mijn werk te veel leek op dat van andere kunstenaars. Ik ben toen dingen vanuit mijzelf gaan maken.”

Veel van uw werk heeft echter nog altijd de vorm van parodie of imitatie. Mourabit is niet de enige persoon die u uit uw duim heeft gezogen: u hebt voor een expositie ook eens een naaktportret van Eva Braun geschilderd. Volgens het door u gefabriceerde achtergrondverhaal zou het portret zijn gemaakt door een Duitse kunstschilder uit de Tweede Wereldoorlog.

“Het gebruik van alter ego’s kun je ook zien als eigen stijl. Ik denk dat ik een van de weinigen ben die zo werkt. Het is voor mij een manier om dingen te zeggen die ik niet kan zeggen. De vraag ‘zou ik Eva Braun hebben geschilderd als ik de kans had gehad?’ levert wel een aardige column op. Maar het is veel interessanter om iemand uit die tijd met die keus te zien worstelen.”

Maar dat is toch gewoon fantasie? Die Duitse kunstschilder is niet werkelijk iemand uit die tijd, hij bestaat immers niet.

“Inderdaad. Hoewel ik altijd wel zorgvuldig zorg dat het verhaal klopt. Ik heb bijvoorbeeld een stuk geschreven als kunsthistoricus, waarin ik zogenaamd aantoonde dat het schilderij in de oorlog zou zijn gemaakt omdat het verftype na de oorlog niet meer werd geproduceerd. Manipulatief breng ik dat soort dingetjes in het verhaal zodat mensen erin gaan geloven. Daar gaat het om. Mensen moeten zelf het verhaal tot leven gaan wekken met hun eigen fantasie.”

Wat gebeurt er dan?

“Ik vind eigenlijk het mooie aan mijn kunst dat mensen er allerlei dingen bij gaan bedenken. Of in reactie hun eigen verhaal vertellen. Die reacties vind ik juist heel interessant. Daarmee brengen ze mijn projecten verder. Op de 16,5 A4’tjes die ik als Mourabit heb volgeschreven, kreeg ik ongeveer 300 A4’tjes aan reacties.”

Het gaat u er dus eigenlijk om de fantasie van mensen op gang te brengen?

“Dat is inderdaad fase 1 van mijn kunstproject. De periode waarin het alter ego nog bestaat, zeg maar. Zodra ik onthul dat de persoon die ik heb geconstrueerd helemaal niet bestaat, kijk je op een totaal andere manier naar hetzelfde werk. Twee totaal verschillende invalshoeken. Ik hoop vervolgens dat men daar dan iets interessants inziet.”

Vindt u het daarnaast ook leuk om mensen in de maling te nemen?

“Nou nee. Als ik in de rol van Nizar bezig was, probeerde ik niet te denken aan Nelle Boer. Als Nizar Mourabit de volgende dag in de krant stond met een column, vond ik dat natuurlijk fantastisch. Maar in mijn interacties met journalisten heb ik echt geprobeerd me bij diegene geen beeltenis voor te stellen. Als ik een gezicht zou hebben gezien, zou ik het een stuk lastiger hebben gevonden om ze voor te liegen.”

Waarom?

“Dan lijkt het alsof het me om de persoon zelf gaat, terwijl dat niet zo is. Ik heb me achteraf nog afgevraagd of er mensen in de problemen zouden zijn gekomen door mijn acties. Dat zou ik heel vervelend hebben gevonden. Gelukkig lijkt dan niet te zijn gebeurd.”

“Ik denk dat ik van nature oprecht open ben. Die leugenachtige kant is voor mij een manier van werken. Dat helpt in de kunst ontzettend goed. Het is niet de bedoeling van kunstenaars om je de werkelijkheid voor te schotelen; ze zijn manipulatoren van de werkelijkheid. Ik doe het met alter ego’s, maar wanneer het gaat om de bedrieglijkheid van kunst, vind ik mijn kunst niet anders dan een schilderij van een stoel. Dat is immers ook geen stoel.”

Wat vindt u van kunstvervalsers?

“Ik vind dat wel interessante figuren. Kunst is voor mij niet iets wat bloedserieus genomen moet worden. Sommige kunstenaars nemen zichzelf ontzettend serieus, en menen de wijsheid in pacht te hebben over wat kunst is en wat niet. Als er dan een vervalser langskomt, kijken ze weer even op hun neus wanneer ze zien dat het allemaal niet echt is. Zo iemand als Geert Jan Jansen, die honderden schilderijen van uiteenlopende schilders vervalste, die pakte dat ontzettend goed aan. Het is eigenlijk verrekte knap, alles kon hij namaken.”

U heeft er wel bewondering voor?

“Ambacht is sowieso knap. Al vind ik wel dat Jansen een stap verder is gegaan door er ook geld aan te verdienen. Dat heb ik nooit gedaan. Er zijn dus misschien toch wel grenzen in hoe ver je moet gaan als kunstenaar, hoewel ik vind dat je ze als kunstenaar wel altijd moet opzoeken. Artistieke vrijheid zou niet begrensd moeten worden, zelfs niet wanneer kunst kwetsend is. Het lijkt er nu een beetje op dat men kunst die echt ongemakkelijk is, wil uitbannen. Dat vind ik een gemis.”

“Ik zie kunst niet als een dialoog met het publiek. Ik presenteer wat ik gemaakt heb, en dan is het aan de ander wat hij ermee wil doen. Wanneer de kunstenaar vertelt waarom hij het heeft willen doen, is voor mij de magie weg. De trend van tegenwoordig is cultureel ondernemen. Als kunstenaar moet je je aanpassen aan je publiek. Dat vind ik helemaal niks. Ik probeer exact het tegenovergestelde te doen. Naar aanleiding van dit project is mij veel gevraagd: ‘Wat moeten we hier nu mee?’ ‘Wat heb je willen aantonen?’ Daar geef ik dus liever geen antwoord op.”

U gaat niet in discussie met uw critici?

“Nee. Ik heb wel de vraag gehad om langs te komen bij Pauw, De Wereld Draait Door en Nieuwsuur. Maar dat heb ik niet gedaan. Ik moet toegeven dat ik er ook helemaal niet van hou om zelf in de spotlights te staan. Misschien is dat waarom ik die alter ego’s creëer. Die mogen wat mij betreft uitgebreid in de media komen, voor mijn eigen persoon hoeft dat niet zo. Daarnaast begin je als kunstenaar in dat soort programma’s altijd met een achterstand. Je moet jezelf gaan verdedigen. Daarbij zou ik misschien te emotioneel hebben gereageerd in een uitzending.”

Waarom zou u emotioneel reageren?

“Natuurlijk ben ik ook gevoelig voor hoe men reageert op mijn kunst. Als iedereen zegt: ‘we hebben er geen flikker aan’, of ‘het gaat hem alleen om hemzelf’, vind ik dat ook niet leuk. Hoewel ik eigenlijk in de eerste dagen na de onthulling weinig gevoelens had bij wat ik allemaal las over mezelf. Ik was nergens door geraakt of gekwetst. Twee weken later pas bedacht ik me. Ik vond dat een aantal punten in de discussie niet naar voren waren gekomen.”

Dan had u toch juist moeten deelnemen aan het debat rondom uw onthulling?

“Het debat ging toch voornamelijk over de journalistieke kant van het verhaal. Er is bijna geen mens geweest die de inhoudelijke standpunten uit de columns heeft genoemd in het debat. Dat is voornamelijk aan mezelf te wijten, besef ik. Maar om de kunstzinnige kant dan toch nog naar voren te laten komen, ben ik momenteel bezig met een boek over de hele periode. Niet om me te verdedigen, maar om uit te leggen hoe ik werk.”

Wat vond u van de journalistieke reacties in het debat?

“De reacties van columnisten waren vaak erg lichtgeraakt. Ze pakken het heel persoonlijk op. Fransisco van Jole van Joop.nl noemde het een ‘persoonlijke wraakactie’. Ik heb een jaar gewerkt aan dit project, en dat zou ik dan allemaal hebben gedaan om hem te pakken. Onzin natuurlijk. Al met al is het er wel een beetje uitgekomen alsof het mij erom te doen zou zijn geweest om de media in de maling te nemen. Dat was dus niet het geval. Ik wilde gewoon dat mijn alter ego steeds groter werd. Ik zag de media daarbij als een soort versneller in mijn plan. Maar op een gegeven moment werd mijn alter ego groter dan ik. In bekendheid, maar ook gewildheid.”

“Misschien was het ook wel overweldigend voor me hoeveel mensen graag Mourabits mening hoorden. Ik kan dat achteraf niet weten, maar ik heb eventjes gedacht dat ik misschien, in de rol van Mourabit, zelfs echt een beetje invloed had in het debat over Nederlandse Marokkanen. De columns van Mourabit, met name die in de Volkskrant, zijn beter dan alles wat ik onder mijn eigen naam geschreven heb. Ik denk eigenlijk dat ik als Nizar Mourabit beter ben geweest dan als Nelle Boer.”