Artikelen
gepubliceerd in de media
2017
Afbeelding: Nelle Boer
Het Nederlandse kunstsubsidiesysteem is maar een vreemde constructie. Geld ontvangen voor een kunstproject dat je nog moet realiseren? Kunst moet eerst bestaan, voordat het zich kan bewijzen als waardevol.
De rol van het kunstpubliek
Zelf heb ik nooit een cent subsidie aangevraagd voor mijn kunstprojecten. Dit vanuit de overtuiging dat de kunstenaar uitsluitend kunst moet maken met de middelen waarover hij of zij beschikt. Zo wordt de kunstenaar immers begrensd door de eigen mogelijkheden en blijft het werk persoonlijk en authentiek.
Het grootse nadeel van gesubsidieerde kunst is dat deze kunst zich niet eerst in de praktijk hoeft te bewijzen als waardevol. Door degenen die kunstsubsidies toekennen wordt immers al op voorhand bepaald dat het gesubsidieerde werk waardevol is. Maar kunst bewijst zich door de interactie met het publiek en dat proces wordt bij gesubsidieerde kunst nu juist verhinderd.
Het kunstsubsidiesysteem is een spel tussen kunstenaars en fondsen, waarbij het publiek gepasseerd wordt. Maar binnen de Nederlandse kunstsector is dat publiek ook verworden tot ordinaire consument en wordt het niet langer beschouwd als een partij die invloed heeft op de ontwikkeling van kunst. Integendeel, buiten het publiek om wordt het succes van kunst kunstmatig gecreëerd door middel van subsidies.
Het (te) kleine veld
Het kunstsubsidiesysteem in Nederland kent nog een ander probleem, namelijk een argument dat steeds weer van stal wordt gehaald als er ophef ontstaat over vriendjespolitiek en belangenverstrengeling bij het toekennen van kunstsubsidies. Dit argument is dat het veld, oftewel het aantal kunstinstellingen en kunstenaars, in Nederland zo klein is dat commissieleden die subsidieaanvragen moeten beoordelen vaak bekenden van elkaar en/of van de subsidieaanvragers zijn. Kortom, omdat ons land nu eenmaal zo klein is en daarom ook het veld, kan nu eenmaal niet voorkomen worden dat het beoordelen en toekennen van kunstsubsidie in Nederland de schijn van corruptie wekt.
Een drogredenering natuurlijk. Het getuigt van een zekere gelatenheid over de nadelen van ons kunstsubsidiesysteem, zonder dat het systeem zelf nog bevraagd wordt.
Maar behalve corruptie werkt het kunstsubsidiesysteem ook oneerlijke concurrentie in de hand. De kunstenaars die subsidie ontvangen hebben namelijk een betere positie op de kunstmarkt dan de kunstenaars die zich onafhankelijk opstellen ten opzichte van het Rijk en de fondsen. Gevolg is dat het kunstpubliek maar met een fractie van het totale kunstaanbod in aanraking komt en net met dat deel dat door het Rijk gesubsidieerd wordt.
Politieke kleur
De voornaamste reden waarom kunstenaars geen subsidie zouden moeten aanvragen is het feit dat het kunstsubsidiesysteem in Nederland politiek gekleurd is. Het Rijk subsidieert de fondsen, die weer kunstsubsidies toekennen. En daarin klinkt onvermijdelijk het kunstbeleid van de zittende regering door.
Zo wordt tegenwoordig van de subsidieaanvrager geëist dat hij of zij op voorhand kan aantonen of het kunstproject financieel rendement zal hebben. Dit in het kader van de politieke doctrine van het cultureel ondernemerschap. Er wordt dus van tevoren niet alleen een inschatting gemaakt hoe het project ontvangen zal worden, maar doelbewust ingezet op een bepaald economisch effect. Dit betekent dat alle speelsheid, het onberekenbare van kunst, daarin juist als een negatieve eigenschap van kunst wordt beschouwd. En daardoor kan gesubsidieerde kunst per definitie geen nieuwe kunst zijn.
Kunstenaarshonorarium
De nadelen van het kunstsubsidiesysteem zijn zo groot, zowel voor de ontwikkeling van kunst als de innovatieve kunstenaar en het progressieve kunstpubliek, dat het systeem zelf afgeschaft moet worden. In plaats daarvan is het eerlijker om een kunstenaarshonorarium in te stellen, zodat de kunstenaar niet op voorhand, maar voor gedane arbeid betaald wordt.