mijn breekbare verwantschap met collega-kunstenaars

 

Als iemand die op zijn achttiende ervoor koos de streng gereformeerde, gesloten gemeenschap waarin ik opgroeide te verlaten, was kunst de ultieme vrijplaats. Een wereld waarin het niet ging om hoe je eruitziet, je gender, of waar je vandaan komt, maar om wat je kunt. Kunstenaars beschouwde ik als geestverwanten, evenals ik scheppende wezens, waarmee ik een gemeenschappelijk doel deelde: een mateloze interesse en passie voor kunst. Een fascinerend fenomeen waar we met zijn allen, maar ieder op een eigenzinnige en unieke manier, iets aan toe wilden voegen.

 

Kerk, 2004 acryl op hout

 

Op het moment dat ik in 2002 toegelaten werd op de kunstacademie CABK in Kampen, tijdens de opleiding verhuisd naar Zwolle onder de nieuwe naam ArtEZ, was dit ook nog wel de sfeer. Hoewel ik vanwege mijn grenzeloze ambitie geplaagd werd door een portie ongeduld, zowel met docenten als medestudenten, voelde ik toch die verwantschap. Ook kwam het simpelweg niet voor dat we elkaar meer of minder waardeerden vanwege onze culturele achtergrond of gender, aangezien we daar überhaupt niet op gefocust waren. Het was nog het tijdperk voordat de identiteitspolitiek van de woke-ideologie enorme, wellicht onherstelbare schade zou aanrichten. Voornamelijk in de academische wereld en in de kunst.

Na mijn afstuderen in 2006 genas ik al snel van de gedachte dat kunst per definitie een vrijplaats zou zijn. De georganiseerde kunst, de kunstwereld, waar je als student aan de kunstacademie voor klaargestoomd werd, bleek hoofdzakelijk beperkt tot de randstad en voornamelijk gericht op zichzelf en op elkaar. Met als gevolg bitter weinig interactie en feeling met de samenleving, oftewel het kunstpubliek. Weliswaar een van de vele categorieën binnen de kunst als geheel, maar toonaangevend vanwege het feit dat politiek en media het als zodanig beschouwden en zich dus ook uitsluitend daarop richtten. Zo zag ik ineens helder hoe afhankelijk de kunstinstituten bleken van de politiek als het gaat om subsidie. En het belang van de politiek om de eigen ideologische agenda door middel van die subsidie te verspreiden.
En ook wat media en kunst betreft ontwaarde ik een symbiotische relatie, oftewel een wederzijds voordelige co-existentie, aangezien ook deze beide partijen elkaar bevoordelen. Bijvoorbeeld door middel van het elkaar uitreiken van prijzen. Al met al een benauwende wereld voor wie als kunstenaar autonoom wil zijn, vrij in het creëren van en spreken over kunst, zonder zich te hoeven bekommeren om de onderlinge belangen van kunstinstituten, politiek en media. De vraag rees bij mij zelfs in hoeverre er sprake is van werkelijke artistieke vrijheid binnen de kunstwereld. Want ook al ben je vrij om kunst te maken die buiten de norm valt, als er geen kunstpodia zijn die het willen exposeren is die vrijheid uiteindelijk maar zeer beperkt.

Het werd voor mij dus duidelijk dat ik het niet binnen deze categorie moest zoeken, maar aangezien deze wel veel aandacht kreeg vond ik het toch belangrijk om vanuit een beschouwelijk standpunt me erin te verdiepen en met enige regelmaat over ontwikkelingen uit te spreken. Al was het maar om aan te geven dat er kunstenaars bestaan die nog daadwerkelijk autonoom zijn en zich niet voegen naar andermans belangen. Dit uitte zich ook in mijn kunstprojecten, waarvan enkele voor ophef zorgden en waaruit bleek dat ik geen waarde hecht aan positieve recensies, geld, of de goedkeuring van kunstinstituten. Daarnaast verdedigde ik af en toe te vuur en te zwaard kunstenaars die hevige kritiek ontvingen, niet verwonderlijk altijd kunstenaars die zich buiten de kunstwereld manifesteerden, om het belang van artistieke vrijheid te benadrukken.

Met de opkomst van woke diende zich echter een nieuw probleem aan. Waar het eerder kunstinstituten, politiek en media betroffen die probeerden te knagen aan artistieke vrijheid, bleek dit een beweging die juist onder kunstenaars, overigens ook binnen de academische wereld, op bijval kon rekenen. Een uit Amerika overgewaaide beweging waarin het begrip erfzonde een nieuwe betekenis heeft gekregen (racisme is genetisch bepaald) en die gekenmerkt wordt door boete en straf voor iedereen die niet de radicale gelijkheid welke het nastreeft onvoorwaardelijk steunt. Maar bovenal een beweging die gestoeld is op het marxisme, waarbij alle neuzen dezelfde kant op moeten.

Zo ontstond er bij mij dus een op het eerste oog haast onoplosbaar dilemma. Terwijl autonomie van kunstenaars ook inhoudt dat wij zelf mogen beslissen welke ideologie of beweging we willen navolgen, is dit er dus een die tegelijkertijd onze autonomie om zeep helpt. Het ontdoet ons van eigenheid en zelfbeschikking, doordat er geen kritische noot geplaatst mag worden bij dat beginsel van radicale gelijkheid en identiteitspolitiek, met als gevolg het verbieden van bepaalde woorden en het dwingen andere te gebruiken. En zelfs door binnen te dringen in ons onderbewustzijn, omdat wij onbedoeld geneigd zouden zijn anderen te kwetsen, ook wel microagressie genoemd. Dit alles om ons ervan te doordringen dat wij slechte, zondige mensen zijn. Gepaard met een stevige portie misandrie, oftewel mannenhaat, omdat met name blanke mannen per definitie verdacht zouden zijn.

Zo is er een ideologie de kunst in geslopen, waardoor ik het gevoel heb toch weer in de kerkbank te zitten en te moeten luisteren naar de zoveelste dominee die op manipulatieve wijze mijn integriteit en eigenheid probeert te ondermijnen. Een heropleving van het calvinisme, nota bene binnen de kunsten, met als enige verschil dat er voor woke-aanhangers geen vergeving bestaat. Kunstenaars, academici en anderen die volgens de normen van deze beweging over de schreef gaan moeten eeuwig branden. Wanneer zij gecanceld worden is alles erop gericht dat ze nooit meer een tweede kans zullen krijgen, waarbij intimidatie en bedreiging handige, geoorloofde middelen zijn om dat doel te bereiken. Er moeten monsters, duivels van worden gemaakt, die uit de geschiedenis gewist moeten worden. Zelfs kunstenaars die al overleden zijn moeten postuum nog boeten, omdat zij destijds niet voorzagen dat sommigen van ons tegenwoordig andere opvattingen hebben.

En daarom kies ik ervoor om de woke-ideologie toch te bestrijden, waarbij ik uit alle macht probeer die verwantschap met collega-kunstenaars niet uit het oog te verliezen. Want wie niet opgegroeid is met een ideologie die angst inzet als wapen en door middel van manipulatie probeert je gedachten over te nemen, wordt er ongemerkt in meegesleept. Kunstenaars die eigenhandig hun artistieke vrijheid en autonomie om zeep helpen kunnen daar niet zelf en bewust voor kiezen. En dus is het goed dat ervaringsdeskundigen als ik ze van tijd tot tijd waarschuwen wanneer ze misleid worden.

Onlangs werd ik uitgenodigd bij mijn oude kunstacademie ArtEZ met de vraag of ik daar gastlessen wilde geven. Om uiteindelijk te horen dat ze aan een vrouwenquotum moesten voldoen, zodat deze kans aan mij voorbijging vanwege het feit dat ik niet over de juiste genitaliën beschik. Waarbij volledig voorbijgegaan werd aan wat ik als kunstenaar heb geschreven en gemaakt. Van de instituten hoeven we zoals gewoonlijk dus niets te verwachten, want voor hen is subsidie leidend en als identiteitspolitiek de trend is gaan ze daar onnadenkend en gewillig in mee. Daarmee doen ze weliswaar studenten tekort, maar ik heb er alle vertrouwen in dat de nieuwe generatie kunstenaars uiteindelijk een tegenbeweging zal vormen. Onderdrukkende systemen hebben al te vaak bewezen dat men zich er vroeg of laat van wil bevrijden.